Predikant
Het lastige van “jezelf even voorstellen” is dat het niet gaat, om het beeld dat ik van mij zelf heb en/of toon, maar om het meer intersubjectieve beeld dat u zich van mij zou kunnen vormen. Wat ook lastig is dat dat beeld ook nog eens gevormd moet worden met een door mij geschreven tekst. Dat roept dus meteen al allerlei kritische vragen op. Want de protestantse traditie heeft ons geleerd dat je teksten op verschillende manieren kunt verstaan en uitgeleggen, en dat dat uitleggen weer meer over de lezer – u dus – vertelt dan over de tekst zelf. En dat – de kwetsbaarheid van verstaan en uitleggen teksten – leerden we in onze relatie met een boek – de bijbel – waarin staat dat je je geen beeld moet vormen. Na dit gezegd te hebben doe ik toch maar een poging, al heeft u al uit het bovenstaande begrepen dat u met een tekstuitlegger te maken heeft.
Ik heb een grote interesse in het woordje geloof. En dat in de breedste betekenis van het woord. Dus niet alleen geloof in; God, de bijbel, de dogma’s, de kerk – waartoe we het “geloof je?” meestal beperken -, maar ook in geloof als geloof in; jezelf, een ander, elkaar, je toekomst, je opleiding, je spelletje, je baan, je lot, de jeugd, je slecht/goede daden, je dieet, je mening, etc. etc. Zonder geloof vaart namelijk niemand wel. Want je moet op zijn minst ergens in geloven om je leven te leven, omdat het leven niet altijd dat is, wat je, er op facebookpagina, van laat zien. En al dat geloof is een mysterie, hoe bestaat het dat we dát nu geloven …. maar het bestaat, en het mooie is dat de kerk daarvoor – dat geloof bespreekbaar maken – een platvorm biedt, of beter; zou moeten bieden. Toch stel ik mij niet alleen de filosofische vraag naar geloof maar ook de christelijke; Jezus liet namelijk zien dat “het geloof in de minste” het werkelijke geloof is, daar ontmoet je de werkelijkheid, daar ontmoet je God. En dat “geloof in de minste” – het lijkt onmogelijk – herschept. Uit het bovenstaande hoort u al dat ik een grote belangstelling heb voor die eigenschap van de mens, die je alleen in de ontmoeting op het spoor komt.
Ontmoeting is daarom een ander thema dat voor mij van belang is. Want in de ontmoeting met die andere A/ander wordt ik mijzelf pas bewust, en gebeurd er iets met mij. Weer zo iets wonderlijks, want; hoe werkt dat? Het aardige is dat ik de kerk heb ontdekt als een plek, waar mensen zo verschillend als ze zijn; wat van zichzelf durven laten zien. Ze mogen er zijn met hun kwetsbaarheid, en hun anders zijn, hun tekort en surplus; hun eigenheid. Ik ben dus van de pluriforme gemeente gaan houden en het accent ligt daarin op de ontmoeting.
Maar om te ontmoeten moet het moeten er uit (ont – niet meer – moeten) en is er moed nodig. Daarvoor is het klimaat van de machtsvrije ruimte nodig. Ik ben dus wars van regels en macht. Regels danken hun bestaansrecht slechts aan ons (menselijk)tekort, aan verantwoordelijkheid en liefde, en leiden soms ook nog tot die banaliteit dat je je er achter meent te kunnen verschuilen. Het lastige van macht is dat het zich verhult in allerlei gedaanten in je; manieren van spreken, ideeën, kennis, manieren van doen, je positie etc etc. en dan de ander kleineren. Voor mijn gevoel wordt er te veel gewerkt met regels en macht – helaas ook in de kerk – terwijl het mij gaat om de bronnen van inspiratie de bron van liefde en verantwoordelijkheid.
En dat alles maakt dat ik het gevoel heb dat er nog veel te doen is en dat ik dat doe ik met veel plezier omdat het je uitdaagt.
Met vriendelijke groet
John Vrijhof.